Na de betreurde afbraak van de orgels van Haupt is het nog het enig overgebleven grote orgel van zijn hand.

Dit Duits-romantische instrument neemt op de Nederlandse orgelkaart een unieke positie in.

Markelo mag trots zijn op dit monument!

DSC05338

Het orgel in Markelo werd gebouwd door Carl Haupt uit Ostercappeln, bij Osnabrück. De firma werd opgericht door Friedrich Wilhelm Haupt. Hij nam in 1844 zijn jongere broer in de zaak op. Tussen  1844 en 1859 hebben de gebroeders meerdere orgels gemaakt, o.a. een groot orgel in Cloppenburg.

In 1859 ging het bedrijf failliet, de broers gingen uiteen. Carl Haupt zette de orgelmakerij in Ostercappeln voort en kwam tot een tamelijk grote productie. Het merendeel ervan is echter verloren gegaan. Na het overlijden van Carl werd het bedrijf verplaatst naar Osnabrück en werd daar voortgezet door een volgende generatie tot even na de 2e wereldoorlog.

Het bestek voor het orgel in Markelo werd ingediend in 1861.
Bij de bouw zijn enkele veranderingen aangebracht. H. Cramer, organist in Delden, was betrokken bij de bouw. Cramer was in Delden tot organist benoemd door het huis Twickel. Dit onderhield ook betrekkingen met Lage, vlak over de grens bij Ootmarsum. In Lage hadden de gebr. Haupt een orgel gebouwd dat nog bestaat. Dit instrument viel bij de Markelose orgelcommissie kennelijk erg in de smaak. Niet alleen vanwege de klank. Ook de prijs was aantrekkelijk…. Met 3700,- gulden was Haupt de goedkoopste.

De dispositie van het orgel in 1863:

 Hoofdwerk  Nevenwerk Pedaal
Principal 8′ Geigen Principal 8′ Principalbass 16′
Doppelflöte 8′ Salicional 8′ Subbas 16′
Bordun 16′ Flauttravers 8′ Octavbass 8′
Gedackt 8′ Lieblich Gedackt 8′ Gedacktbass 8′
Octav 4′ Geigen Principal 4′ Octav 4′
Quinte 3′ Klein Gedackt 4′ Posaune 16′
Doppelflöte 4′ Spitzflöte 2′ Trombone * 8′
Octav 2′ Oboe (b/d)* 8′
Mixtur 4 st
Tromp.(b/d) 8′ * doorslaand * doorslaand

Haupt spreekt in zijn bestek over  een orgel  met rondbogen. Het is een stijl die we ook zien bij het front van de orgels van C.G.F. Witte in Gorcum (1853) en in de Oude kerk van Delft (1857). De vorm van het pedaal is concaaf, d.w.z. dat de pedaaltoetsen aan de linker en rechter kant hoger staan dan in het midden. Daardoor  krijgt het pedaal een enigszins holle vorm.

Het is opvallend hoeveel 8′ – registers Haupt heeft gedisponeerd. Dat paste in het tijdbeeld van wat men toen een prettige orgelklank vond. Daarnaast plaatste Haupt enkele karakterstemmen als Doppelflöte 8′, 4′,  overblazende Flauttravers 8′ , Salicional 8′ en  doorslaande tongen van Oboe 8′ en Trombone 8′.

Met dit alles kreeg het orgel een duidelijk 19e eeuws, romantisch karakter.

In 1926 werd het instrument onder handen genomen door de fa L. Leichel te Lochum.

In 1964 was er een zeer uitgebreide restauratie door de fa Ernst Leeflang uit Apeldoorn. Uit het overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden blijkt de bedoeling van de restauratie: de typisch 19e eeuwse kenmerken van het orgel wegnemen en omzetten in een klankbeeld van de jaren ’60 van de 20e eeuw. Dat betekende een ombuiging naar een veel scherpere orgelklank. Daartoe werden ook registers aangepast of vervangen: Doppelflöte 8′ werd vervangen door Sexquialter 2 sterk, Doppelflöte 4′ door Koppelfluit 4′, Flauttravers 8′ door Scherp 3-4 sterk, Oboe 8′ door Dulciaan 8′, Lieblich Gedackt 8′ omgebouwd tot Roerfluit 8′, samenstelling van de Mixtuur werd veranderd en vergroot, van Trombone 8′ en Posaune 16′ werden alle kelen, tongen en bekers vernieuwd. Er kwam een geheel nieuwe windvoorziening, opgesteld binnen het orgel en de 4 spaanbalgen werden verwijderd. De klavieren werden vernieuwd en een pedaalkoppel naar het Nevenwerk werd toegevoegd. Het orgel werd opnieuw geïntoneerd.

Deze restauratie is geen groot succes geworden. Na een jaar of  10 ontstonden er klachten op het gebied van stemming, ontregeling van mechanieken en bruikbaarheid van de nieuw geplaatste registers. Ten dele was daarvoor het verwarmingssysteem verantwoordelijk. Maar ook was er sprake van minder gelukkige facetten van de restauratie uit 1964.

In 1978 werd een voorlopig rapport opgesteld door de Orgelcommissie van de Nederlands Hervormde kerk. Hierin werden de gerezen problemen bevestigd. Jan Jongepier werd tenslotte als adviseur aangetrokken. In 1989 maakte hij een rapport waarin hij de problemen analyseerde en een restauratievoorstel presenteerde. De nieuwe restauratie moest alle technische gebreken herstellen en de oorspronkelijke structuur met het bijbehorende klankbeeld terugbrengen. De opdracht werd weer gegund aan de fa Leeflang uit Apeldoorn, nu onder leiding van Jan Keijzer.

Om een goed beeld te krijgen van Haupts werkwijze en om voorbeelden te vinden  voor het herstel van verdwenen registers werden orgels van Haupt bezocht uit de bouwtijd van het orgel van Markelo. Zo werden de orgels bestudeerd van de Evangelische Walburgischkirche te Venne (1847), van de Ev. St. Christophoruskirche te Vörden (1852) en van de Ev. Kirche te Lage (1856).  Gelukkig kon ook (een gedeelte van het) pijpwerk worden teruggeplaatst dat in 1964 was verwijderd: van Doppelflöte 8′, 4′, van  Flauttravers 8′ en  van Oboe 8′. Maar er waren ook tegenvallers. Van veel pijpen bleken  de loden kernen niet meer te functioneren. Ze waren soms helemaal tot poeder uiteengevallen.

Waarschijnlijk kwam dit door de kwaliteit van het door Haupt gebruikte eikenhout. Als eikenhout onvoldoende is gewaterd bevat het te veel zuur. Daardoor werden in het orgel van Markelo de loden kernen van het overige pijpwerk aangetast. Voor de restauratie betekende dit een forse financiële tegenvaller: van ongeveer 300 pijpen moesten de kernen worden vernieuwd. Jan Jongepier schrijft in zijn verslag uit 1996 dat in de afgelopen decennia een dergelijke calamiteit zich in ons land niet heeft voorgedaan bij restauraties van een groot orgel.

Belangrijke veranderingen die de oorspronkelijke toestand van het orgel moesten herstellen waren o.a.: verwijdering van delen van de windvoorziening uit 1964; plaatsing van een magazijnbalg rechts van het orgel; restauratie van windladen en slepen;  herstel van walsramen en registertractuur; vervanging van de abstracten; herplaatsing en/of reconstructie van pijpwerk als Doppelflöte 8′, 4′, Mixtur, Trompete 8′, Lieblich Gedackt 8′, Flauttravers 8′, Oboe 8′, Trombone 8′ en Posaune 16′. Ook werd een tremulant toegevoegd. Door deze grondige aanpak kreeg het orgel zijn oude luister  terug. Prestanten, fluiten en strijkers mengen zich  weer uitstekend met elkaar. Ook de tongwerken harmoniëren prima in het geheel. De Trompete 8′ domineert de andere registers nergens in plenumspel.  De klank is rijk aan varianten. Talloze combinaties zijn er om mee te kleuren. Opmerkelijk is ook de doorslaande Trombone 8′. De bedoeling in het bestek van Haupt was “een goede bas bij het positief”. De grootte van het pedaal dient in de eerste plaats de klankvariatie, daarna pas de basversterking.

In 2005 ging een oude wens van het kerkbestuur in vervulling. In 1995 waren door bepaalde omstandigheden het orgelfront en de orgelkas niet meegenomen in het restauratieplan. Nu kon met goedkeuring van de Rijksdienst voor Monumentenzorg ook de 2e fase worden afgerond. Orgelmaker Reil uit Heerde zorgde voor aanpak van het orgelfront en reconstructie van de balustrade. Tevens werden door dit bedrijf enkele mechanische problemen bij klavieren en pedaal verholpen. Restauratieschilder Wolters uit Deventer bracht het orgel  terug in een oorspronkelijke kleur.

Direct na de restauratie is in 2005 een CD opname gemaakt vanuit de Martinuskerk te Markelo. Gijs van Schoonhoven bespeelt het orgel. Eén stuk is redelijk illustratief voor het karakter van het Hauptorgel en dat is Andantino alla Marcia in B dur van F. Mendelssohn 1809-1847 .
De gebruikte registratie= 1,4,5,6,10,11,18,19,21,23,24,25 Man. kop., P/HW (voor registernummers zie onderstaande lijst)
De complete CD (69 minuten) is te koop. Kosten 10 euro + verzendkosten.
Voor details kunt u het beste een e-mail sturen naar:  webmaster@pkn-markelo.nl

Huidige dispositie Haupt-orgel Martinuskerk Markelo:

Hoofdwerk   Nevenwerk  Pedaal
1 Principal 8′ H
2 Doppelflöte 8′ HK
3 Bordun 16′ H
4 Gedackt 8′ H
5 Octav 4′ H
6 Quinte 3′ H
7 Doppelflöte 4′ HK
8 Octav 2′ H
9 Mixtur 4 st HK
10 Tromp.(b/d) 8′ HK
11 Geigen Principal 8′ H
12 Salicional 8′ H
13 Flauttravers 8′ HK
14 Lieblich Gedackt 8′ HK
15 Geigen Principal 4′ H
16 Klein Gedackt 4′ H
17 Spitzflöte 2′ HL
18 Oboe (b/d) * 8′ HK
*   doorslaand
19 Principalbass 16′ HLK
20 Subbas 16′ H
21 Octavbass 8′ H
22 Gedacktbass 8′ H
23 Octav 4′ H
24 Posaune 16′ HK
25 Trombone * 8′ HK
*   doorslaand


Samenstelling mixtuur:

C C0 C1  C2 C3
2 22/3 4 51/3 8
11/3 2 22/3 4 51/3
1 11/3 2 22/3 4
2/3 1 11/3 2 22/3

 

winddruk:

toonhoogte:

temperatuur:

speelhulp:

79 mm
a¹ = 449 Hz bij 20º
evenredig zwevend
koppel hoofdwerk – nevenwerk (b/d)
koppel pedaal – hoofdwerk
koppel pedaal – nevenwerk
tremulant
.

.

.

H

H

L

K

H : Haupt 1863
L : Leeflang 1964
K : Leeflang o.l.v. Keijzer 1995

tekst:  Jaap Berghuis